ik
I
ik en jij
I and you
wij beiden
both of us
hij
he
hij en zij
he and she
zij beiden
they both
de man
the man
de vrouw
the woman
het kind
the child
een gezin
a family
mijn gezin
my family
Mijn gezin is hier.
My family is here.
Ik ben hier.
I am here.
Jij bent hier.
You are here.
Hij is hier en zij is hier.
He is here and she is here.
Wij zijn hier.
We are here.
Jullie zijn hier.
You are here.
Zij zijn allemaal hier.
They are all here.
Hallo
Hello
Goedemorgen
Good morning
Goedemiddag
Good afternoon
Goedenavond
Good evening
Goedenacht
Good night
Wat is jouw naam?
What is your name?
Mijn naam is ___
My name is ___
Sorry, ik heb je niet gehoord
Sorry, I did not hear you
Waar woon je?
Where do you live?
Waar kom je vandaan?
Where are you from?
Hoe gaat het met je?
How are you?
Prima, dank je
Fine, thank you
En met jou?
And you?
Aangenaam kennis met u te maken
Nice to meet you
Fijn om je te zien
Nice to see you
Prettige dag!
Have a nice day
Tot ziens
See you later
Tot morgen
See you tomorrow
Dag
Goodbye