Czytanie i pisanie – Po holendersku
- (Ja) Czytam.
Ik lees. - (Ja) Czytam literę.
Ik lees een letter. - (Ja) Czytam słowo.
Ik lees een woord. - (Ja) Czytam zdanie.
Ik lees een zin. - (Ja) Czytam list.
Ik lees een brief. - (Ja) Czytam książkę.
Ik lees een boek. - Ja czytam.
Ik lees. - Ty czytasz.
Jij leest. - On czyta.
Hij leest. - (Ja) Piszę.
Ik schrijf. - (Ja) Piszę literę.
Ik schrijf een letter. - (Ja) Piszę słowo.
Ik schrijf een woord. - (Ja) Piszę zdanie.
Ik schrijf een zin. - (Ja) Piszę list.
Ik schrijf een brief. - (Ja) Piszę książkę.
Ik schrijf een boek. - Ja piszę.
Ik schrijf. - Ty piszesz.
Jij schrijft. - On pisze.
Hij schrijft. - Dni tygodnia
De dagen van de week - Poniedziałek
Maandag - Wtorek
Dinsdag - Środa
Woensdag - Czwartek
Donderdag - Piątek
Vrijdag - Sobota
Zaterdag - Niedziela
Zondag - Dzień
Dag - Tydzień
Week - Weekend
Weekend