Faaliyetler – Hollandaca dilinde
- Martha ne yapıyor?
Wat doet Martha? - O büroda çalışıyor.
Zij werkt op kantoor. - O bilgisayarda çalışıyor.
Zij werkt op de computer. - Martha nerede?
Waar is Martha? - Sinemada.
In de bioscoop. - O bir film seyrediyor.
Zij kijkt naar een film. - Peter ne yapıyor?
Wat doet Peter? - O üniversitede okuyor.
Hij studeert aan de universiteit. - O dil öğreniyor.
Hij studeert talen. - Peter nerede?
Waar is Peter? - Kafede.
In het café. - O kahve içiyor.
Hij drinkt koffie. - Onlar nereye gitmeyi seviyorlar?
Waar gaan ze graag heen? - Konsere.
Naar een concert. - Onlar müzik dinlemeyi seviyorlar.
Zij luisteren graag naar muziek. - Onlar nereye gitmeyi sevmiyorlar?
Waar gaan zij niet graag heen? - Diskoya.
Naar de disco. - Onlar dans etmeyi sevmiyorlar.
Zij dansen niet graag. - Arkasında
Achter de - Önünde
Voor de - Yanında
Naast - Sağdaki ilk kapı
Eerste deur aan de rechter kant - Dördüncü ışıklarda sağa dön
Bij het vierde stoplicht naar rechts - Beni anlıyor musun?
Begrijp je me? - Kuzey
Noord - Batı
West - Güney
Zuid - Doğu
Oost - Sağa
Naar rechts - Sola
Naar links - Asansör var mı?
Is er een lift? - Merdivenler nerede?
Waar is de trap? - Hangi yönde?
In welke richting? - Soldan ikinci kapı
Tweede deur aan de linker kant - Köşeden sola dön
Bij de hoek naar links