Länder und Sprachen – In Holländisch
Länder und Sprachen – In Holländisch
- John ist aus London.
John komt uit Londen. - London liegt in Großbritannien.
Londen ligt in Groot Brittannië. - Er spricht Englisch.
Hij spreekt Engels. - Maria ist aus Madrid.
Maria komt uit Madrid. - Madrid liegt in Spanien.
Madrid ligt in Spanje. - Sie spricht Spanisch.
Zij spreekt Spaans. - Peter und Martha sind aus Berlin.
Peter en Martha komen uit Berlijn. - Berlin liegt in Deutschland.
Berlijn ligt in Duitsland. - Sprecht ihr beide Deutsch?
Spreken jullie allebei Duits? - London ist eine Hauptstadt.
Londen is een hoofdstad. - Madrid und Berlin sind auch Hauptstädte.
Madrid en Berlijn zijn ook hoofdsteden. - Die Hauptstädte sind groß und laut.
De hoofdsteden zijn groot en lawaaierig. - Frankreich liegt in Europa.
Frankrijk ligt in Europa. - Ägypten liegt in Afrika.
Egypte ligt in Afrika. - Japan liegt in Asien.
Japan ligt in Azië. - Kanada liegt in Nordamerika.
Canada ligt in Noord-Amerika. - Panama liegt in Mittelamerika.
Panama ligt in Midden-Amerika. - Brasilien liegt in Südamerika.
Brazilië ligt in Zuid-Amerika. - Glücklich
Blij - Traurig
Verdrietig - Verrückt
Boos - Verärgert
Boos - Angst
Bang - Freude
Vreugde - Überrascht
Verrast - Ruhig
Kalmte - Lebendig
Levend - Tot
Dood - Allein
Alleen - Zusammen
Samen - Gelangweilt
Verveeld - Leicht
Makkelijk - Schwer
Moeilijk - Schlecht
Slecht - Gut
Goed - Tut mir leid
Het spijt me - Keine Sorge
Maak je geen zorgen