Getränke – In Holländisch
Getränke – In Holländisch
- Ich trinke Tee.
Ik drink thee. - Ich trinke Kaffee.
Ik drink koffie. - Ich trinke Mineralwasser.
Ik drink mineraalwater. - Trinkst du Tee mit Zitrone?
Drink je thee met citroen? - Trinkst du Kaffee mit Zucker?
Drink je koffie met suiker? - Trinkst du Wasser mit Eis?
Drink je water met ijs? - Hier ist eine Party.
Er is hier een feest aan de gang. - Die Leute trinken Sekt.
De mensen drinken champagne. - Die Leute trinken Wein und Bier.
De mensen drinken wijn en bier. - Trinkst du Alkohol?
Drink je alcohol? - Trinkst du Whisky?
Drink je whisky? - Trinkst du Cola mit Rum?
Drink je cola met rum? - Ich mag keinen Sekt.
Ik houd niet van champagne. - Ich mag keinen Wein.
Ik houd niet van wijn. - Ich mag kein Bier.
Ik houd niet van bier. - Das Baby mag Milch.
De baby houdt van melk. - Das Kind mag Kakao und Apfelsaft.
Het kind houdt van chocolademelk en appelsap. - Die Frau mag Orangensaft und Grapefruitsaft.
De vrouw houdt van sinaasappel- en grapefruitsap. - Vulkan (der)
Vulkaan - Schlucht (die)
Ravijn - Wald (der)
Bos - Urwald (der)
Oerwoud - Sumpfgebiet (das)
Moeras - Berg (der)
Berg - Bergkette (die)
Bergkam - Hügel (der)
Heuvel - Wasserfall (der)
Waterval - Fluss (der)
Rivier - See (der)
Meer - Wüste (die)
Woestijn - Halbinsel (die)
Schiereiland - Insel (die)
Eiland - Strand (der)
Strand - Ozean (der)
Oceaan - Meer (das)
Zee - Bucht (die)
Baai - Küste (die)
Kust